Insturen in Coronatijd

‘Het zit me niet lekker, hij zegt dat hij zich prima voelt maar hij ademt zo snel…’. Het is midden in de eerste COVID-19-golf. Ik word tijdens de dienst gebeld of ik met spoed naar meneer J. kan komen. Hij revalideert bij ons na ziekenhuisopname vanwege ernstig COPD en hartfalen, en nu is hij benauwd en heeft hij verhoging.

Meneer J. zit half rechtop in bed en leest een tijdschrift. Hij is verwonderd dat ik langskom, want ‘Ik voel me prima hoor, niks aan de hand’. Maar ik schrik: zijn ademfrequentie is 36 per minuut, en aan zijn koude vingers meet ik een saturatie van 86%. Hij praat in prachtige volzinnen, maar moet tussendoor wel zo snel ademen. Tuurlijk, ik mag naar zijn longen luisteren. Hij veert atletisch op en komt op de bedrand zitten. Ik hoor een kakofonie aan gepiep, ronchi en crepitaties, op zich niet vreemd bij zijn gevorderde COPD.

Insturen of niet?

Het is waarschijnlijk een infectie. En met deze controles moet meneer J. direct naar het ziekenhuis, voordat hij gaat uitputten. Maar… is dat nu wel het beste om te doen? Bij een vorige opname heeft het ziekenhuis al besloten dat hij niet meer naar de intensive care kan, in verband met zijn ernstige COPD en hartfalen. Als hij een infectie heeft, kan hij daar wel antibiotica en non-invasieve beademing krijgen.

Maar stel dat hij COVID heeft? Dan zijn de vooruitzichten voor hem heel slecht, en heeft het ziekenhuis voor hem weinig toegevoegde waarde. Plus, de bezoekregels zijn er erg streng: zijn familie mag er niet bij.

Eenzaam overlijden

Ik zie het al voor me: meneer die naar het ziekenhuis moet, daar in zijn eentje achteruit gaat, niet meer naar de ic kan en overlijdt zonder afscheid te nemen van zijn familie. Dat wens ik niemand toe. Als ik nu al weet dat zijn kansen klein zijn, moet ik hem dan wel insturen? Kan ik hem dan niet beter hier houden, zodat zijn familie nog kan komen? Ga ik af op de meetwaarden, mijn onderbuikgevoel of op wat de patiënt zegt?

Ik bespreek het met meneer J. en vertel ook dat ik hem ernstig ziek vind. Hij reageert heel luchtig: ‘Ik voel me prima, dokter. Maar u zal het wel weten.’

Over tot actie

Ik hak de knoop door: ook al zijn de kansen klein, hij wil nog niet dood en moet daarom de beste kans krijgen. Ik bespreek mijn plan met zijn kinderen en noem ook dat zij hem op de revalidatieafdeling niet meer kunnen zien. Zij zijn het er mee eens. De zorg pakt nog snel een tablet zodat meneer J. met de familie kan bellen. Ondertussen regel ik de ambulance – die komen in volledig isolatiepak – en wens meneer het beste.

Een paar dagen later hoor ik dat hij is overleden in het ziekenhuis.

Troost

Inschatten of je iemand in moet sturen hoort bij ons werk en is niet altijd makkelijk. De strenge isolatiemaatregelen en het bezoekverbod tijdens de eerste golf, gaven daar voor mij nog een extra dimensie aan: het feit dat iemand in het ziekenhuis in strikte isolatie moest zonder dat de familie er bij kan. Tenslotte, je verliest je ouders maar één keer in je leven.

Er is een kleine troost. De dag voordat meneer J. instortte, was hij – bij hoge uitzondering en met volledige bescherming – bij zijn kinderen langs geweest. Hij heeft dus toch nog zijn familie gezien.


Deze blog is geschreven door Karin Pouw, basisarts ouderengeneeskunde.

Lees hier meer blogs door Karin »